Deze pagina is alleen beschikbaar voor mobiel.

BWP-NL-SignetBlatt
Kleurrijk en niet te missen.

Spechten, de timmerlieden van het bos

“Sociale woningbouw” door spechten in het bosecosysteem
Alleen spechten kunnen broedgaten in bomen timmeren. Ze gebruiken hun krachtige snavel als een beitel en slaan eerst een gat en vervolgens een neerwaartse holte in de boom. Ze hebben daarbij de voorkeur voor bomen met rotte stamdelen of boomsoorten met zacht hout, zoals bijv. wilgen en populieren.
Denken en klimkunst
Het “denken” levert geen problemen op voor de specht omdat
zijn hersenen gefixeerd zijn en zijn bek zo met de schedel is verbonden dat hij veerkrachtig is. De typische stand van de tenen, twee van voren en twee van achteren, en de korte steunstaart maken het bekwame klimmers. Voor het zoeken naar voedsel onder de schors of in het bos
helpt de extreem lange tong. Met hun plakkerige snavel vangen ze hun prooi in de kleinste gaten.
Een zwarte specht brengt voedsel naar de hongerige welpen bij de ingang van het gat. Het is de grootste inheemse specht.
De grote bonte specht komt veel voor.
Hier is de groene specht op zoek naar voedsel. Hij broedt graag in mierennesten. Het mierenzuur dat wordt gespoten als afweermiddel stoot parasieten af van de veren van de vogel.

Onderhuurder van de spechten

Spechten van verschillende soorten grootte bouwen ook holen van verschillende grootte. Dit maakt een grote verscheidenheid aan onderhuurders mogelijk. In de ruime holen van de zwarte specht vinden bijvoorbeeld uilen en steenuilen onderdak. Voor spreeuwen en mezen zijn daarentegen veel kleinere gaten voldoende, zoals die van de grote bonte specht. De boomklever maakt de ingang geschikt voor zichzelf door deze te verkleinen met kleiballen. Vleermuizen gebruiken de boomholtes vaak als zomerverblijf en horzels en wespen bouwen hun nesten van houtpapier. Slaapmuizen, zoals de relmuis, houden daar hun winterslaap.
Eekhoorns beroven soms ook de nesten van broedende dieren in de holtes, maar bewonen zelf geen holtes, maar nesten (bolvormige structuren gemaakt van takken).
Spechten zijn perfect aangepast aan het leven in bomen.
Ze hebben een sterke snavel en kunnen hun eigen boomholtes hakken. Ze hebben sterke voeten en puntige klauwen waarmee ze goed kunnen klimmen op gladde boomschors. De stabiele, korte staart is daarbij een goede steun. Op de bomen vinden ze ook veel voedsel. Onder de schors en in het bos leven veel insecten en spinnen, die ze met hun lange tongen kunnen verzamelen.
Soms maken spechten in één boom meerdere gaten. Dit wordt een “spechtfluit” genoemd. Spechten kunnen echter alleen goed drummen. Hun gezang is niet erg melodieus.

Bosuil

De bosuil is zeer trouw aan zijn eigen plek. Hij houdt niet van verhuizen.
Het permanente behoud
van zijn holteboom is erg nuttig voor hem.

Houtduif

Hij heeft zwarte spechtholtes nodig. Hij is vergelijkbaar met de straatduif, maar heeft minder veren en houdt van het bos.

Horzels

Als hij geen boomholte vindt gaat hij op zoek naar een nieuwe woonplek in een gebied met mensen en nestelt hij vaak achter houten bekleding.

Zevenslaper

De zevenslaper is een knaagdier en behoort
tot de relmuizen. Hij is een nachtdier en heeft eigenlijk een winterslaap van zeven maanden.

Het volgende station wacht op je.