Jaarringen – autobiografie van de bomen
Om de bladeren in het voorjaar te laten ontvouwen, moet de boom een enorm transport van voedingsstoffen beheersen van de wortel naar de kroon. Hiervoor vormt hij leidingsbanen met een relatief grote diameter. In de zomer en herfst worden in toenemende mate cellen gevormd om reservestoffen op te slaan en de stam te stabiliseren. Met het blote oog kunnen we dit verschil zien als een kleurovergang van lichter vroeg hout naar donkerder laat hout. In de winter stopt het groeiproces van de boom.
Dit proces wordt elk jaar herhaald. Daarom kunnen we de leeftijd van een boom op een stengelschijf tellen op basis van het aantal boomringen. Niet in alle boomsoorten zijn de jaarringen goed herkenbaar. Het onderscheid op een lariks, douglasspar, es of eik is duidelijk te zien. Bij een esdoorn of eik is het contrast tussen vroeg en laat hout niet zo groot en is tellen moeilijk.
Jaarringen vertellen verhalen.
Aan de jaarringen kun je zien hoe de boom het tijdens zijn leven is vergaan. Als ze snel en dicht bij elkaar liggen, had de boom geen goede levensomstandigheden. Dit kan te wijten zijn aan droogte, gebrek aan voedingsstoffen, plagen of een versmalde boomtop. Brede jaarringen duiden op een sterke groei en dat de boom de beste levensomstandigheden heeft gehad. Het wetenschappelijk onderzoek met jaarringbreedtes wordt dendrochronologie genoemd. Hier kan bij een oude houten balk of stam worden bepaald wanneer en hoe de bijbehorende boom leefde.
Vroeg hout: De lichtere gebieden ontstaan tijdens het voorjaar (scheuten) tot de zomer.
Laat hout: Van de late zonder tot de herfst wordt er dichter en dus donkerder hout gevormd.
Het volgende station wacht op je.